hersenen en executieve functies

Om te begrijpen hoe executieve functies zich in de hersenen ontwikkelen is het goed om iets meer te weten over de ontwikkeling van de hersenen. Nog voor de geboorte wordt de volledige structuur van de hersenen aangelegd. Daarna vindt, voor het grootste gedeelte na de geboorte, alleen nog uitbreiding plaats en worden verbindingen tussen hersencellen gemaakt.

De grootste groei van de hersenen vindt plaats in de eerste vier tot vijf jaar. De hersenen worden dan bijna drie keer zo groot en er wordt een zeer grote hoeveelheid verbindingen tussen hersencellen aangemaakt. Rond de leeftijd van zes jaar zijn de hersenen gegroeid tot 95% van de omvang van volwassen hersenen. Na het zesde jaar gaat de ontwikkeling verder tot ongeveer de leeftijd van vierentwintig jaar. In deze periode neemt de omvang nauwelijks nog toe maar worden er vooral verbindingen aangemaakt (synaptogenese) en verbroken (pruning), ook verbetert de kwaliteit van de verbindingen. Er zijn aanwijzingen dat deze ontwikkelingen zelfs doorgaan tot circa dertig jaar.

Gedurende de kindertijd en adolescentie maken de hersenen veel meer verbindingen aan dan nodig zijn. Omdat een te grote hoeveelheid verbindingen efficiënte communicatie tussen de hersencellen tegengaat worden verbindingen die niet gestimuleerd of gebruikt worden weer afgebroken. Hierdoor verbeteren de functies in het betreffende gebied. Verbindingen die veelvuldig worden gebruikt bij de uitvoering van een activiteit zullen steeds sterker worden. Bovendien wordt bij het gebruik van een verbinding myeline aangemaakt. Dit is een vettige stof die een isolatielaag aanbrengt op de verbinding en er zo voor zorgt dat de communicatie tussen de hersencellen sneller en efficiënter verloopt. Omdat het proces van produceren en snoeien (synaptogenese en pruning) met name plaatsvindt in de kindertijd en adolescentie zijn deze periodes zeer belangrijk voor het aanleren van vaardigheden en gedragingen en voor het vormen van gewoontes. Vaardigheden die veel worden gebruikt blijven behouden en worden sterker, terwijl vaardigheden die niet worden aangesproken zullen verdwijnen in het snoeiproces.

De hersenen bestaan uit verschillende onderdelen die elk een eigen functie hebben. Het voert voor dit artikel te ver om al deze onderdelen en hun functies te bespreken. Omdat de cerebrale cortex een belangrijke rol speelt bij het leren van nieuwe informatie wordt op dit hersenonderdeel iets verder ingegaan.

hersenverbindingen, hersenontwikkeling

De cerebrale cortex bestaat uit twee helften: een linker- en een rechterhersenhelft (hemisfeer). Deze hersenhelften worden met elkaar verbonden door de hersenbalk (corpus collosum) en communiceren voortdurend met elkaar. Iedere hersenhelft bestaat uit vier delen, ook wel kwabben genoemd: de frontale cortex, de temporale cortex, de occipitale cortex en de pariëtale cortex. Elke cortex volgt zijn eigen ontwikkelingstraject waarbij de periode waarin het proces van synaptogenese en pruning het meest actief is, varieert in tijdsduur en moment.

De piek van synaptogenese en pruning vindt als eerste plaats in de achterste hersenonderdelen, waaronder de occipitale cortex. Tijdens zo’n piek is een kind gevoelig voor het aanleren van vaardigheden die geassocieerd worden met het betreffende hersenonderdeel. Voor bijvoorbeeld de occipitale cortex zijn dat vaardigheden met betrekking tot visuele waarneming. Als laatste komen de frontale hersenonderdelen, waaronder de frontale cortex, volledig tot ontwikkeling. De prefrontale cortex is een onderdeel van de frontale cortex en behoort daarmee tot de hersenonderdelen die zich als laatste ontwikkelen. De prefrontale cortex speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van executieve functies. De verschillende rijpingsprocessen van hersenonderdelen hebben consequenties voor het aanleren van vaardigheden. Soms zal een onderdeel nog niet voldoende ontwikkeld zijn voor het aanleren van een bepaalde vaardigheid en op andere momenten moeten vaardigheden nog ingeslepen worden voordat er optimaal gebruik van kan worden gemaakt. Naast het feit dat de hersenen niet overal even snel groeien en verbindingen in verschillend tempo verbeteren en efficiënter worden, bestaat er ook tussen kinderen en adolescenten onderling een verschil in rijpingssnelheid. Dat betekent dat de ene persoon een vaardigheid al kan beheersen, terwijl bij de ander het proces van synaptogenese en pruning nog volop aan de gang is waardoor deze vaardigheid nog niet volledig kan worden toegepast.

Share

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *