Er bestaan verschillende theorieën, definities en modellen die het concept ‘executieve functies’ beschrijven. De informatie op de site van BijzonderZelf is gebaseerd op het model van Gioia en Isquith. Deze keus is gebaseerd op het feit dat dit model veel gebruikt wordt en omdat de gevalideerde en veel gebruikte BRIEF vragenlijsten (voor het in kaart brengen van executieve functies) gebruik maken van de indeling zoals is voorgesteld door Gioia en Isquith.

ontwikkeling executieve functies

Gioia en Isquith definiëren executieve functies als:

Een verzameling verschillende aan elkaar gerelateerde vaardigheden die doelgericht, intentioneel en probleemoplossend handelen mogelijk maken.

Er wordt uitgegaan van acht verschillende executieve functies die kunnen worden onderverdeeld over twee factoren.

  • De gedragsregulatie index
  • De metacognitie index

Onder elke index vallen vier functies. Hieronder volgt een omschrijving van deze functies.

Gedragsregulatie index
Gedragsregulerenden functies zorgen ervoor dat de jongere emoties kan reguleren (zoals boosheid), impulsen kan onderdrukken (bijvoorbeeld op de beurt wachten) en flexibel kan denken.

Onder elke index vallen vier functies. Hieronder volgt een omschrijving van deze functies.

  1. Inhibitie: het vermogen om impulsen te onderdrukken en op het juiste moment met het eigen gedrag te kunnen stoppen.
  2. Cognitieve flexibiliteit: het vermogen om gedrag flexibel aan te passen aan de veranderende eisen van een situatie.
  3. Emotieregulatie: de capaciteit om emotionele reacties te reguleren.
  4. Gedragsevaluatie: het vermogen om in te schatten welk effect het eigen gedrag heeft op anderen en om gemaakt werk te controleren op fouten.

Metacognitie index
Metacognitieve functies zeggen iets over het vermogen om zelfstandig taken uit te voeren, problemen op te lossen en te denken over het eigen denken.

  1. Werkgeheugen: het vermogen om informatie vast te houden en te bewerken, waarbij de doelstelling voor het volbrengen van de taak in acht gehouden wordt.
  2. Plannen en organiseren: het vermogen om vooruit te denken, doelen te stellen en te voldoen aan de taakeisen.
  3. Ordelijkheid en netheid: ordelijkheid van (school)werk en het opruimen en ordenen van spullen.
  4. Taken afmaken: het vermogen om opgedragen taken af te maken.
Share

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *