Een groeiend aantal onderzoeken toont aan dat de ontwikkeling van executieve functies begint in de vroege kindertijd en voortduurt tot aan het begin van de volwassenheid. Daarbij volgen de verschillende executieve functies, verschillende ontwikkelingstrajecten. Er lijkt een verband te zijn tussen deze ontwikkelingstrajecten en de relatief trage rijping van de prefrontale cortex.
Beeldvormend onderzoek met behulp van MRI en DTI (een variant van MRI) toont een langdurige ontwikkeling aan van de dikte van de prefrontale cortex gedurende de kindertijd en adolescentie. Bij het toenemen van de leeftijd neemt de prefrontale cortex toe in volume, verandert zijn functie en verbetert de connectiviteit. Deze veranderingen komen overeen met het toenemen van de capaciteit voor cognitieve controle, ofwel executieve functies. Gedurende de ontwikkeling van de prefrontale cortex blijken kinderen steeds beter in staat om informatie te filteren en ongepaste acties te onderdrukken. Daarnaast blijkt dat kinderen diffuse prefrontale gebieden gebruiken bij taken die een beroep doen op executieve functies, terwijl bij volwassenen bij dezelfde taken focale gebieden geactiveerd worden. Gezien wordt dat naarmate de prefrontale cortex zich verder ontwikkelt, de hersenactiviteit verschuift van diffuus naar focaal, waardoor cognitieve controle toeneemt en de afstemming op activiteiten verbetert. Tegelijkertijd neemt in deze periode de hersenactiviteit af in gebieden die niet gecorreleerd zijn aan cognitieve controle. Ten slotte wordt gezien dat de connectiviteit tussen de prefrontale cortex en andere hersengebieden verbetert. Het lijkt erop dat deze verbeterde verbindingen eveneens bijdragen aan de toename van cognitieve controle.
Met het toenemen van de leeftijd, neemt de hersenactiviteit in een aantal gebieden af terwijl de activiteit in andere gebieden toeneemt. Er wordt verondersteld dat er een ordening in de hersenen plaatsvindt waarbij de kwaliteit van vaardigheden verbetert en de efficiëntie toeneemt.
Daarbij wordt gezien dat deze veranderingen plaatsvinden in de ventrale prefrontale cortex bij taken die een beroep doen op inhibitie, terwijl veranderingen in het werkgeheugen zijn waar te nemen in de dorsolaterale prefrontale cortex. Dit bevestigt het vermoeden dat er sprake is van verschillende executieve functies met verschillende ontwikkelingstrajecten. Er wordt echter ook gezien dat er gemeenschappelijke hersengebieden actief zijn tijdens het gebruik van verschillende executieve functies. De functie inhibitie ontwikkelt zich al vroeg en met name in de voorschoolse jaren zijn er opvallende verbeteringen te zien. Daarna wordt er nog weinig verandering in deze functie waargenomen. De functies werkgeheugen en mentale flexibiliteit laten een geleidelijke ontwikkeling zien. Over het algemeen worden bij jonge kinderen meer problemen met executieve functies gezien dan bij oudere kinderen en adolescenten.
Enkele wetenschappers pleiten ervoor dat in toekomstige onderzoeken ook aandacht wordt besteed aan mechanismen die tijdens de ontwikkeling van executieve functies plaatsvinden. Specifiek vragen zij zich af hoe de overstap naar een hoger level van beheersing van een executieve functie verloopt (toename van de complexiteit) en in welke mate de beheersing van een executieve functie de ontwikkeling van andere functies mogelijk maakt. Een voorbeeld hiervan is de vraag of een verbetering van de functie inhibitie bijdraagt tot de latere ontwikkeling van mentale flexibiliteit en planningsvaardigheden.
Geef een reactie